Vienna was at the beginning of the 18th century capital of a powerful empire, a city where lines and influences from complete Europe crossed each other. The imperial court gave status and power to that process, but could not without the creativity of brio from particularly Italy and Bohemia. The style was characterised by strict counterpoint versus polished emotion. Key characters in the Viennese music society were Antonio Caldara (1670-1736) and Johann Joseph Fux (1660-1741). Both were operative to the Viennese court and had their training enjoyed at Corelli. Fux were the brilliant counterpoint. He understood if no other one art romped a musical of creating space by votes which imitated each other according to the strict rules of the counterpoint and for each other gone, a type musical maths. Its merit is especially that he has made the art of polyphony, arranged in the Renaissance large made by Palestrina, for the baroque. Caldara's largest strength lay in the emotion. He was a master in writing refined, polished lines which perfectly bring the text and the affects in this to expression.
Caldara and Fux were the big examples for number tsjechen such as František Ignác Antonín Tůma (1704-1774). Tůma had been since 1722 in Vienna active. Probably he has had lesson of the large counterpoint Fux. But in Vienna of 1750 a new wind in music started blow. More and more music grew into the galante style. That style got later its peak in the music of Mozart and Haydn. Interestingly in the music of Tůma is the galante style announcing late-baroque. Listen to: Tůma: Stabat Mater from vocal ensemble Trajecti Voces, Utrecht. Conductor Dirkjan Horringa
Wenen, de smeltkroes van de Barok
Wenen was aan het begin van de 18e eeuw hoofdstad van een machtig imperium, een stad waar lijnen en invloeden uit heel Europa elkaar kruisten. Het keizerlijke hof gaf dat proces status en macht, maar kon niet zonder de creativiteit van talenten uit met name Italië en Bohemen. De stijl werd gekenmerkt door streng contrapunt versus gepolijste emotie. Sleutelfiguren in het Weense muziekleven waren Antonio Caldara (1670-1736) en Johann Joseph Fux (1660-1741). Beiden waren werkzaam aan het Weense hof en hadden hun opleiding genoten bij Corelli. Fux was de geniale contrapuntist. Hij verstond als geen ander de kunst om een muzikale ruimte te scheppen door stemmen die volgens de strenge regels van het contrapunt elkaar imiteerden en om elkaar heen dartelden, een soort muzikale wiskunde. Zijn verdienste is vooral dat hij de kunst van de polyfonie, in de Renaissance groot gemaakt door Palestrina, geschikt heeft gemaakt voor de barok. Caldara’s grootste kracht lag in de emotie. Hij was een meester in het schrijven van verfijnde, gepolijste lijnen die de tekst en de affecten daarin perfect tot uitdrukking brengen. Caldara en Fux waren dé grote voorbeelden voor getalenteerde Tsjechen zoals František Ignác Antonín Tůma (1704-1774). Tůma is auteur van kerkmuziek, waaronder 65 missen, 20 litanieën, veel vespers, motetten en vijf Stabat Maters. Heel veel van zijn muziek is nog onuitgegeven. Tůma was sinds 1722 in Wenen actief. Waarschijnlijk heeft hij er les gehad van de grote contrapuntist Fux, zoveel is wel te zien aan zijn doorwrochte schrijfstijl. Maar in het Wenen van 1750 begon een nieuwe wind in de muziek te waaien. Meer en meer kwam de galante stijl in de mode. Die stijl kreeg later zijn hoogtepunt in de muziek van Mozart en Haydn. Interessant in de muziek van Tůma is de subtiele manier waarop de galante stijl zich aankondigt in een overwegend laat-barokke stijl.
Beluistert u het vocaal ensemble Trajecti Voces, projectkoor van dirigent Dirkjan Horringa: Tůma - muziekfragment: Stabat Mater.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment